Ann Baker was een fokker en ze had een cattery in Riverside, Californië. Ze fokte Balinesen en Perzen. Ann probeerde sedert 1963 een nieuw ras te ontwikkelen. In 1964 lukte haar dat eindelijk. Om het nieuwe ras te ontwikkelen, leende ze van haar buren, de Pennels, een kat die leek op een Heilige Birmaan. Ze had een witte Angora kat Josephine en die liet ze paren met die kater. Daddy Warbucks werd geboren. Later, bevestigde Ann dat Daddy Warbucks het enige kitten was in dit nestje en dat de vader niet bekent en niet geregistreerd was. Dat maakt het moeilijk om nog verder in de geschiedenis te duiken. Josephine werd later gedekt met Daddy Warbucks en Fugianna werd geboren. Ann kreeg van haar buren, de Pennels, de dochter van Josephine, Buckwheat.

Josephine, Daddy Warbucks, Fugianna en Buckwheat waren toen nog geen Ragdolls, maar ze legde de fundering voor het nieuwe ras. Josephine werd na deze periode nooit meer vermeldt, maar haar nakomelingen speelden een belangrijke rol in de ontwikkeling van de Ragdoll.

Omdat de kittens relaxt in haar armen lagen, deed dat haar denken aan de heel populaire lapjespoppen Raggedy Ann en Raggedy Andy en zo kreeg het nieuwe ras de naam Ragdoll (engels voor lappenpop). Ze koos de naam Raggedy Ann voor haar cattery.

Daddy Warbucks, Fugianna, Kyoto en Tiki (kittens van Daddy Warbucks en Buckwheat) werden in 1966 de eerste geregistreerde Ragdolls. Van 1964 tot 1969 verkocht Ann geen enkele Ragdoll maar ze hield ze voor haar fokprogramma.

(Ragdoll Historical Society, History & Development of the Ragdoll Breed, Ragdoll History, The beginning)